Deze module heeft geen uitgangsvragen, maar geeft achtergrondinformatie over soorten scabiës, het ziektebeeld en de diagnostiek van scabiës.

Scabiës

Schurft (scabiës) is een huidziekte die wordt veroorzaakt door de scabiësmijt. Deze parasiet (Sarcoptes scabiei var. hominis) komt alleen voor bij mensen en kent twee varianten: een infectie met enkele mijten, de gewone scabiës. En een infectietype waarbij doorgaans veel mijten, papels en noduli in een sterk verdikte hoornlaag worden waargenomen. Dit is scabiës crustosa, voorheen Norvegica genoemd, en is veel besmettelijker dan gewone scabiës. Er gelden daarom striktere infectiepreventiemaatregelen voor scabiës crustosa dan voor gewone scabiës.

Scabiës crustosa veroorzaakt een heel ander klinisch beeld dan de gewone scabiës. De huidziekte wordt vaak pas na dagen tot weken als zodanig herkend. Scabiës crustosa komt vaak voor bij patiënten met afweerstoornissen, waardoor er geen allergische reactie optreedt. Of bij neurologische aandoeningen zoals parese of paralyse waarbij men geen of weinig jeuk ervaart. In deze gevallen wordt minder gekrabd, waardoor er minder sterfte onder de mijten is. Hierdoor komt scabiës crustosa relatief va(a)k(er) voor in zorginstellingen. Hoewel scabiës niet levensbedreigend is en zelfs niet gevaarlijk voor de patiënt, moet deze aandoening zeer serieus worden genomen omdat de klachten zowel lichamelijk als emotioneel belastend worden ervaren.

In de  LCI Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (onderdeel RIVM) (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (onderdeel RIVM))-richtlijn Scabiës staan de pathogenese, incubatieperiode en transmissieroute nader beschreven.

Diagnose stellen

De multidisciplinaire richtlijn Seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA) van de Federatie Medisch Specialisten (FMS Federatie Medisch Specialisten (Federatie Medisch Specialisten )) beschrijft dat het klinisch beeld van scabiës sterk kan wisselen. Vaak zijn meerdere diagnosen gesteld en vele therapieën geprobeerd voordat scabiës gediagnosticeerd wordt. Anamnese, klinisch beeld en jeuk bij mensen in de directe omgeving van de patiënt maken de diagnose waarschijnlijk, maar nog niet bewezen.

Het stellen van de diagnose bij scabiës is moeilijk en moet worden gedaan door een behandelaar met ervaring (bij voorkeur een dermatoloog). Dit kan op basis van een klinisch beeld in combinatie met aanvullend onderzoek met een dermatoscoop, een KOH-preparaat of een scabiës-PCR. De beoordeling van nieuwe klachten of plekjes en aanhoudende jeuk betreft maatwerk en er is daarom in de richtlijn geen specifieke termijn hiervoor genoemd. In de Richtlijnendatabase van FMS staan onder de richtlijn SOA/Scabiës de diagnostiek en de behandeling van scabiës nader beschreven.

Symptomen bij patiënten en/of zorgmedewerkers

Het hebben van scabiës is belastend voor de patiënt, zowel lichamelijk als emotioneel, vanwege de vaak heftige jeuk en de angst om anderen met scabiës te besmetten. Bovendien kan schaamte een rol spelen. Er rust een onterecht stigma op scabiës door de associatie met de onhygiënische omstandigheden waardoor iemand scabiës oploopt. De behandeling is vaak lastig, maar altijd noodzakelijk.

Het kan voor cliënten belastend en ingrijpend zijn om afgezonderd in de eigen woonruimte te moeten verblijven. Anderzijds kunnen bijzondere omstandigheden zoals incontinentie, onbegrip en ‘problematisch’ gedrag het lastig maken om de voorschriften over smeren met permetrine als behandelmethode nauwkeurig uit te voeren. Bij verstandelijke beperking of dementie zal een deel van de bewoners/cliënten de maatregelen niet begrijpen. Zij zullen niet kunnen participeren in het uitvoeren van de maatregelen.

In langdurige zorg zijn naast bewoners/cliënten en zorgpersoneel ook naasten (onder andere familieleden) een belangrijke partij. Adequate behandeling van besmette naasten is een essentieel onderdeel van het behandelplan. Als dit niet adequaat gebeurt, is er een risico op herintroductie van scabiës in de instelling door contact met naasten tijdens een bezoek.


Onderbouwing

Autorisatiedatum: 6 juni 2025

Eerstvolgende beoordeling actualiteit: juni 2027

Initiatief:

  • Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie (SRI Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie ))

Geautoriseerd door:

  • Nederlandse Internisten Vereniging (NIV)
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie  (Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie  ))
  • Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie ))
  • Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde ))
  • Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu ))
  • Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (VHIG Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg  (Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg  ))Vereniging van Specialisten Ouderengeneeskunde (Verenso Vereniging van specialisten ouderengeneeskunde (Vereniging van specialisten ouderengeneeskunde ))
  • Nederlandse Vereniging artsen Verstandelijk Gehandicapten (NVAVG Nederlandse Vereniging Artsen Verstandelijk Gehandicapten (Nederlandse Vereniging Artsen Verstandelijk Gehandicapten ))

Regiehouder:

  • SRI

De richtlijn is gefinancierd door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport)). De financier heeft geen invloed gehad op de inhoud van de richtlijn. Hoewel het RIVM een onderdeel is van VWS, heeft de financier geen enkele invloed gehad op de inhoud van deze richtlijn. Het RIVM is een onafhankelijk onderzoeks- en adviesorgaan en geeft advies aan de overheid, professionals en burgers.


Bijlagen

Begrip

Definitie

Algemene

voorzorgsmaatregelen

Maatregelen die bij elke patiënt ongeacht zijn/haar infectiestatus of kolonisatie van toepassing zijn. Deze maatregelen staan beschreven in de SRI Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie )-richtlijnen Handhygiëne & persoonlijke hygiëne medewerker, Persoonlijke beschermingsmiddelen, Reiniging & desinfectie van ruimten en Accidenteel bloedcontact.

Arbo

Arbeidsomstandigheden (arbo)

Arboprofessionals

Functionarissen met expertise over gezondheid, veiligheid en welzijn van werknemers. Hieronder vallen bedrijfsartsen, arbeidshygiënisten en (hogere) veiligheidsdeskundigen.

Bron/contactonderzoek

Brononderzoek: bij brononderzoek wordt onderzocht waar iemand mogelijk besmet is geraakt, zodat maatregelen kunnen worden genomen om verdere verspreiding van de infectieziekte tegen te gaan.

Contactonderzoek: bij contactonderzoek wordt onderzocht met wie de besmette persoon contact heeft gehad om personen die risico lopen op besmetting zo vroeg mogelijk te waarschuwen en te adviseren over bijvoorbeeld quarantaine en isolatie.

Cohortverpleging

Het verplegen van meerdere patiënten in een of meerdere ruimtes bij elkaar met identieke infectiepreventiemaatregelen. Persoonlijke beschermingsmiddelen worden bij elke patiënt vervangen (eilandverpleging).

Eindreiniging

Het reinigen van de ruimte (oppervlakken, tastvlakken, vloer, spatzones muur) inclusief het sanitair en van alle herbruikbare materialen die in de ruimte aanwezig zijn (zoals afstandsbediening).

Handhygiëne

Handhygiëne betreft het reinigen, of desinfecteren en het geregeld aanvullend verzorgen van de handen, polsen en onderarmen.

Hygiëne- en/ of Infectiepreventiebeleid

Een beleid, vastgesteld door de werkgever, dat geldt in een zorginstelling of zorgorganisatie en dat gaat over de maatregelen en afspraken op het gebied van infectiepreventie die door de zorgmedewerkers nageleefd dienen te worden.

Infectie

Interactie tussen het micro-organisme en de gastheer leidt tot schade of een veranderde fysiologie bij de gastheer. De schade of veranderde fysiologie kan resulteren in klinisch waarneembare symptomen en verschijnselen maar ook langdurig onopgemerkt blijven, c.q. subklinisch verlopen.

Isolatiekamer

Een isolatiekamer is een eenpersoons patiëntenkamer met eigen sanitair, voorzien van een sluis en specifieke luchtbeheersing (ventilatie, drukhiërarchie en positie luchttoevoer- en luchtretourroosters).

LCI Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (onderdeel RIVM) (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (onderdeel RIVM))

Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (onderdeel van RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu )).

Medewerker

Medewerker en gastmedewerker die werkzaam is in een zorginstelling.

Medische hulpmiddelen

Medische hulpmiddelen zijn producten die vallen onder de Wet op de medische hulpmiddelen. In de praktijk komt dat neer op alle apparatuur, software en gebruiksartikelen in de zorg met de uitzondering van geneesmiddelen.

Patiënt

Een persoon waaraan zorg verleend wordt. In deze richtlijn is gekozen voor het begrip patiënt. Dit is echter niet passend voor ieder zorgdomein. Daar waar patiënt staat kan ook cliënt, bewoner of zorgvrager gelezen worden.

OMT

Outbreakmanagementteam.

Transmissie

Overdracht van micro-organismen.

Uitbraak

De definitie voor het vaststellen van een uitbraak verschilt per micro-organisme. Voor de specifieke definities verwijzen we naar de richtlijnen van de specifieke micro-organismen. Gemeenschappelijk kenmerk is dat van een uitbraak sprake is wanneer bij verschillende patiënten, cliënten en/of medewerkers hetzelfde micro-organismen gevonden wordt met een (waarschijnlijke) epidemiologische link.

Wpg

Wet publieke gezondheid

Zorgmedewerker

Iedere medewerker die werkzaam is in een organisatie of instelling binnen de medische specialistische zorg, langdurige zorg en/of publieke gezondheidszorg in de directe patiëntenzorg of in een zorgondersteunende functie.

Zorginstelling

Een instelling waar door een organisatie zorg verleend wordt aan personen, bijvoorbeeld een ziekenhuis, verpleeghuis, (kleinschalige) woonvoorziening of zorg aan huis.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen zoals vastgesteld in het SRI Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie )-document Procedure SRI-richtlijnontwikkeling. Dit document beschrijft een stappenplan dat gebaseerd is op de kwaliteitscriteria uit de documenten: Richtlijn voor richtlijnen (2012), AQUA Leidraad voor Kwaliteitsstandaarden (2014), de HARING-tools (2013), AGREE-II (2010). Ook bevat het stappenplan verwijzingen voor methodieken van het rapport Medisch specialistische richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit en het stappenplan Ontwikkeling van medisch specialistische richtlijnen van het Kennisinstituut van medisch specialisten.

Knelpuntenanalyse

Tijdens de voorbereidende fase hebben de voorzitter van de werkgroep, de werkgroepleden en de procesbegeleiding de knelpunten geïnventariseerd. Aanvullend is een expertmeeting georganiseerd voor werkgroepleden en andere inhoudsdeskundigen, beleidsmakers, toezichthouders en richtlijnontwikkelaars voor scabiës in de zorg. Hieruit zijn diverse knelpunten naar voren gekomen. Een verslag van deze bijeenkomst is terug te vinden in de bijlage Verslag expert conference en knelpunteninventarisatie.

Uitkomstmaten

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep uitgangsvragen opgesteld. In de richtlijn zijn de volgende uitgangsvragen opgenomen:

Module 1.1

Outbreakmanagement

Wat is het beleid voor onderzoek naar de verspreiding van scabiës (crustosa) naar andere patiënten en zorgmedewerkers en wat is het beleid bij uitbraken met scabiës (crustosa)?

Module 1.2

De rol van diagnostiek

Hoe kunnen diagnostische methoden bijdragen aan een scabiës (crustosa)- contactonderzoek binnen een instelling?

Module 1.3

Behandelvoorkeur bij bestrijding

Wat is de behandelingsvoorkeur in een zorginstelling waar een scabiësuitbraak is vastgesteld?

Module 2

 

Isolatiemaatregelen

Welke isolatiezorgmaatregelen zijn noodzakelijk bij een uitbraak met scabiës (crustosa)?

Module 3

 

Reiniging en desinfectie

Welke methode(n) van omgevingsdesinfectie bij een patiënt met scabiës (crustosa) dragen bij aan het verkleinen van de kans op het ontstaan van nosocomiale infecties bij zorgmedewerkers en/of patiënten in vergelijking met standaard (meest gangbare) reinigingsmethode?

Vervolgens heeft de werkgroep per uitgangsvraag de methode van onderzoek bepaald. Bij de uitgangsvragen waarbij literatuuronderzoek is uitgevoerd, is een onderzoeksvraag opgesteld. En geïnventariseerd welke uitkomstmaten relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken.

Methode literatuur(samenvatting)

Voor de diverse modules en uitgangsvragen is een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder Zoeken en selecteren onder de paragraaf Onderbouwing in de module.

Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (bias) te kunnen inschatten. De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen zijn weergegeven in de Evidence-tabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur (zie bijlagen).

De kwaliteit van bewijs (quality of evidence) werd beoordeeld met behulp van Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluations (GRADE Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation (Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation )). GRADE is een methode die per uitkomstmaat van een interventie, of voor een risico- of prognostische factor, een gradering aan de kwaliteit van bewijs toekent op basis van de mate van vertrouwen in de schatting van de effectgrootte.

Indeling van de kwaliteit van bewijs volgens GRADE

Hoog

Er is veel vertrouwen dat het werkelijke effect dicht in de buurt ligt van het geschatte effect.

Matig

Er is matig vertrouwen in het geschatte effect: het werkelijk effect ligt waarschijnlijk dicht bij het geschatte effect, maar er is een mogelijkheid dat het hiervan substantieel afwijkt.

Laag

Er is beperkt vertrouwen in het geschatte effect: het werkelijke effect kan substantieel verschillen van het geschatte effect.

Zeer laag

Er is weinig vertrouwen in het geschatte effect: het werkelijke effect wijkt waarschijnlijk substantieel af van het geschatte effect.

Methode overige informatiebronnen

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Voor het formuleren van een aanbeveling zijn naast de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs over de gewenste en ongewenste effecten van een interventie of over de effectgrootte van een risico- of prognostische factor vaak ook nog andere factoren van belang.

Genoemd kunnen worden:

  • Kosten en middelen;
  • Aanbevelingen in (inter)nationale richtlijnen;
  • Waarden, voorkeuren en ervaringen van patiënten en zorgmedewerkers met betrekking tot interventies en uitkomsten van zorg;
  • Balans van gewenste en ongewenste effecten van interventies ten opzichte van geen of andere interventies;
  • Aanvaardbaarheid van interventies;
  • Haalbaarheid van een aanbeveling.

Deze aspecten worden per module besproken onder het kopje Overwegingen.

Formuleren van de aanbevelingen

De aanbevelingen geven een antwoord op de uitgangsvragen en volgen ten dele (in)direct uit Europese en/of nationale wetgeving. Aanvullend konden de uitgangsvragen beantwoord worden op basis van consensus based vanuit expertise binnen de werkgroep en klankbordgroep, aangevuld met best practices uit sleutelartikelen aangedragen door werkgroepleden. Aanbeveling die direct in de wet belegd zijn, zijn apart weergegeven in de aanbeveling als wettelijke verplichting. Dit betreft verplichtingen voor werkgevers.

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 Gebruikers

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet.

Voor zorgmedewerkers

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.

Randvoorwaarden (organisatie van zorg)

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag.

Formuleren van kennislacunes

Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is. Een overzicht van aanbevelingen voor nader onderzoek staat in de bijlage Kennislacunes.

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en andere relevante partijen voorgelegd voor commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd.

Inbreng patiëntenperspectief

De Patiëntenfederatie Nederland is betrokken geweest in de knelpuntenanalyse en heeft het raamwerk ontvangen voor commentaar in de voorfase. Zij hebben aangegeven geen zitting te willen nemen in de werkgroep of klankbordgroep. Tijdens de commentaarfase hebben zij meegelezen met de conceptteksten.

Wkkgz Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg ) & kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst.

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Module 1

Geen financiële gevolgen

-

Module 2

Geen financiële gevolgen

-

Module 3

Geen financiële gevolgen

-

Literatuur

  1. Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
  2. Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
  3. Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
  4. Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
  5. GRADE.
  6. Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
  7. Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
  8. Schünemann H, Brożek J, Guyatt G et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013

Dit implementatieplan is opgesteld ter bevordering van de richtlijn Scabiës. Voor het opstellen van het implementatieplan heeft de werkgroep een advies uitgebracht over het tijdspad voor implementatie en de partijen die hier verantwoordelijk voor zijn.

Werkwijze

De werkgroep heeft voor de hele richtlijn geïnventariseerd wanneer de aanbeveling(en) overal geïmplementeerd moet(en) zijn en wie de verantwoordelijke partij is voor de te ondernemen acties.

Implementatietermijnen

De aanbevelingen in deze richtlijn zijn niet strenger dan die in bestaande/voorgaande richtlijnen. Veel aanbevelingen zijn al onderdeel van de huidige praktijk en brengen daarom weinig of geen implementatieproblemen met zich mee.

Te ondernemen acties per partij

Hieronder wordt per partij toegelicht welke acties zij kunnen ondernemen om de implementatie van de richtlijn in het algemeen te bevorderen.

Zorginstellingen zijn verantwoordelijk voor:
  • het faciliteren van de benodigde middelen en materialen voor naleving van de richtlijn;
  • de vertaalslag van de richtlijn naar de eigen werkprocedures van de organisatie;
  • het controleren van de toepassing en naleving van de werkprocedures middels audits;
  • het opnemen van de werkprocedures in (digitale) werkomgeving en interne scholingsprogramma’s.
Alle direct betrokken wetenschappelijk verenigingen/beroepsorganisaties dragen zorg voor:
  • het bekend maken van de richtlijn onder de leden/ achterban;
  • het onder de aandacht brengen van de richtlijn door te publiceren in tijdschriften en te spreken op symposia en congressen;
  • het controleren van de toepassing en naleving van de aanbevelingen in kwaliteitsvisitaties;
  • het opnemen van de aanbevelingen in (digitale) scholingstools en auditstools.
Individuele zorgmedewerkers:
  • nemen kennis van de aanbevelingen uit de richtlijn en volgen deze op tijdens werkzaamheden;
  • bespreken de aanbevelingen in de eigen zorgorganisatie/ instelling en/of tijdens teamoverleggen;
  • maken afspraken met andere betrokken disciplines om de toepassing van de aanbevelingen in de praktijk te borgen.
De initiërende organisaties zorgen ervoor dat:
  • de richtlijn wordt gepubliceerd op de website SRI-richtlijnen en wordt toegevoegd aan de Richtlijnendatabase van de Federatie Medisch Specialisten (FMS Federatie Medisch Specialisten (Federatie Medisch Specialisten )) en het platform Richtlijnen Langdurige Zorg van de Stichting Kwaliteitsimpuls Langdurige Zorg (SKILZ Stichting Kwaliteitsimpuls Langdurige Zorg (Stichting Kwaliteitsimpuls Langdurige Zorg )).

Tijdens de ontwikkeling van de richtlijn Scabiës is systematisch gezocht naar onderzoeksbevindingen die waardevol konden zijn voor het beantwoorden van de uitgangsvragen. Door gebruik te maken van de evidence-based-methodiek (EBRO Evidence Based Richtlijn Ontwikkeling (Evidence Based Richtlijn Ontwikkeling )) is duidelijk geworden dat er nog kennislacunes bestaan voor deze onderzoeksvragen. De werkgroep is van mening dat (vervolg)onderzoek wenselijk is om in de toekomst een duidelijker antwoord te kunnen geven op vragen uit de praktijk. Om deze reden heeft de werkgroep per module aangegeven waar wetenschappelijke kennis beperkt is en dus op welke vlakken nader onderzoek gewenst is.

Module 1 Organisatie van zorg

Behandeling: voor de behandeling van scabiës bij zwangere vrouwen en kinderen < 4 kg wordt gebruik van ivermectine niet geadviseerd vanwege het ontbreken van veiligheidsdata. Zie ook de LCI Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (onderdeel RIVM) (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (onderdeel RIVM))-richtlijn Scabiës, bijlage Behandeling en hygiënevoorschriften scabiës, inclusief middelen en (contra-)indicaties. Dit onderwerp werd door de werkgroep aangemerkt als kennislacune.

Bekijk het verslag van de expert conference en de knelpunteninventarisatie:

Verslag expert conference en knelpunteninventarisatie