Module 1.1 Outbreakmanagement

Uitgangsvraag

Wat is het beleid voor onderzoek naar de verspreiding van scabiës (crustosa) naar andere patiënten en zorgmedewerkers en wat is het beleid bij uitbraken met scabiës (crustosa)?

Aanbevelingen

Een uitbraakteam bestaat tenminste uit de volgende personen:

  • Arts-microbioloog (in ziekenhuizen)
  • Deskundige infectiepreventie
  • Behandelend arts
  • Leidinggevende(n) van de betrokken afdeling(en)
  • Medisch verantwoordelijke van de betrokken afdeling(en)
  • Voorzitter hygiëne en infectiepreventie (HIP) commissie of afdeling kwaliteit (in langdurige zorg)
  • Facilitaire dienst
  • Afdeling communicatie.

Aanvullend kunnen de volgende personen optioneel aansluiten of geraadpleegd worden:

  • Lid raad van bestuur (RvB)
  • Bedrijfsarts*
  • GGD Gemeentelijke/gewestelijke gezondheidsdienst (Gemeentelijke/gewestelijke gezondheidsdienst)(Gemeentelijke/gewestelijke gezondheidsdienst) afdeling infectieziektebestrijding
  • Dermatoloog.

*Veel instellingen hebben beperkte contracten met bedrijfsartsen, waarbij deelname aan een OMT niet altijd is vastgelegd. Als structurele deelname van een bedrijfsarts niet mogelijk is, moet vooraf goed vastgelegd worden hoe dit op een andere manier wordt vormgegeven, waarbij het belang van de medewerkers leidend moet zijn.

Waar een instelling een specifiek gevraagde discipline niet in huis heeft, is de aanbeveling van de werkgroep deze discipline extern in te huren.

De volgende taken worden uitgevoerd vanuit het OMT:

  • In kaart brengen van de epidemiologie, brononderzoek.
  • Toezien op uitvoering van aanvullende diagnostiek.
  • De contacten in kaart brengen en indelen in behandelgroepen.
  • Toezien op het beleid en uitvoering van de behandeling.
  • Afspraken maken over isolatie, sluiten van (delen van) afdelingen.
  • Beleid voor bezoekers.
  • In- en externe communicatie.
  • De raad van bestuur informeren over de uitbraak, de te nemen maatregelen en het einde van de uitbraak.

Voor het melden van een uitbraak geldt het volgende:

  • Een zorginstelling is verplicht op basis van de Wpg artikel 26 om een geval van scabiës te melden bij de GGD. Daarnaast dient een uitbraak met scabiës met meer dan twee personen die op dezelfde afdeling liggen, hebben gelegen of werkzaam zijn, binnen zes weken van het begin van de uitbraak gemeld te worden bij de GGD.
  • Meld een langdurige uitbraak of een uitbraak op meerdere locaties aan de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en het Signaleringsoverleg zorginstellingen en antimicrobiële resistentie (SO-ZI/AMR Signaleringsoverleg Zorginstellingen en Antimicrobiële Resistentie (Signaleringsoverleg Zorginstellingen en Antimicrobiële Resistentie )(Signaleringsoverleg Zorginstellingen en Antimicrobiële Resistentie )).
  • De betrokken bedrijfsarts meldt de uitbraak bij het NCvB indien de scabiës is opgelopen tijdens de beroepsuitoefening.

Voor het contactonderzoek geldt het volgende:

  • Volg de maatregelen voor scabiës crustosa bij twijfel over de vorm van scabiës bij de index.
Scabiës (gewone vorm)
  • Includeer contacten (patiënten, personeel, familieleden/ bezoekers) van de index. Dit zijn alle personen die langdurig (≥15 min) of frequent (cumulatief ≥ 15 min) huidcontact met een patiënt/cliënt hebben gehad tot zes weken voor aanvang van klachten.
  • Screen personeelsleden die in het contactonderzoek zijn opgenomen, op huidklachten en laat hen tijdens de verzorging of behandeling van andere patiënten persoonlijke beschermingsmiddelen (disposable handschoenen en een disposable isolatie schort met lange mouwen) dragen. Deze restrictie geldt tot twaalf uur na de eerste van twee behandelingen van de patiënt en het personeelslid.
  • Behandel alle contactpersonen met klachten en personen waarbij een scabiësinfectie onomstotelijk is aangetoond (met KOH-preparaat of dermatoscopisch), zo spoedig mogelijk.
  • Het over- of verplaatsen van patiënten met (verdenking) scabiës gedurende het contactonderzoek of zijn/haar behandeling wordt alleen geadviseerd indien strikt noodzakelijk en onder vermelding van bijbehorende isolatie-indicatie.
Scabiës (crustosa)
  • Maak een overzicht waar de patiënt op welk tijdstip is geweest en breng de contacten in kaart.
  • Includeer personen in het contactonderzoek die zowel vluchtig als meer intensief contact met de indexpatiënt en/of zijn of haar omgeving (beddengoed/ kleding/meubilair) hebben gehad.
  • Stel een profylactische behandeling in voor alle contacten. Zie module 1.3.
  • Laat personeel dat in het contactonderzoek is opgenomen, persoonlijke beschermingsmiddelen (disposable handschoenen en een disposable isolatieschort met lange mouwen) bij de verzorging en behandeling van patiënten dragen. Deze restrictie geldt tot twaalf uur na de eerste van tweebehandelingen van de patiënt en het personeelslid.

Module 1.2 De rol van diagnostiek

Uitgangsvraag

Hoe kunnen diagnostische methoden bijdragen aan een scabiës (crustosa)-contactonderzoek binnen een instelling?

Aanbevelingen

  • Zet diagnostiek in als onderdeel van de bestrijding van een (mogelijke) uitbraak in een zorginstelling.
  • Laat de diagnose stellen door een behandelaar met ervaring, bij voorkeur een dermatoloog
  • Gebruik de diagnostische methode van zoals beschreven in de LCI Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (onderdeel RIVM) (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (onderdeel RIVM))-richtlijn Scabiës/Diagnostiek of de FMS Federatie Medisch Specialisten (Federatie Medisch Specialisten )-richtlijn SOA/Scabiës.

Module 1.3 Behandelvoorkeur ten behoeve van bestrijding

Uitgangsvraag

Wat is de behandelvoorkeur in een zorginstelling waar een scabiësuitbraak is vastgesteld?

Aanbevelingen

  • Gebruik in een zorginstelling met een scabiësuitbraak bij voorkeur ivermectinetabletten voor de (profylactische) behandeling van patiënten met scabiës en bij hun contacten.
  • Voor zwangere vrouwen en kinderen < 4 kg geldt een ander middel als eerste keuze, zie hiervoor de LCI Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (onderdeel RIVM) (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (onderdeel RIVM))-richtlijn Scabiës of de  NHG Nederlands huisartsengenootschap (Nederlands huisartsengenootschap)-behandelrichtlijn Scabiës. Behandel tijdens een uitbraak in een zorginstelling alle contacten minimaal twee keer met een tussenliggende periode van zeven dagen (maximaal tien dagen).
  • Zorg vanuit het OMT voor een simultane behandeldag voor alle behandelgroepen om zo een ping-pong-effect van besmettingen (tussen medewerkers en patiënten) binnen een instelling te voorkomen.

Module 2 Isolatiemaatregelen

Uitgangsvraag

Welke isolatiezorgmaatregelen zijn noodzakelijk bij een uitbraak met scabiës (crustosa)?

Aanbevelingen

Volg bij twijfel over de vorm van scabiës bij de index de infectiepreventiemaatregelen bij scabiës crustosa.

Maatregelen bij scabiës

  • Pas isolatie toe met de volgende maatregelen:
    • Maak gebruik van een eenpersoonskamer.
    • Draag een disposable schort met lange mouwen bij direct patiëntencontact.
    • Draag disposable handschoenen.
    • Vermijd huid-huid contact > 15 minuten.
    • Handhaaf de isolatiemaatregelen tot minimaal twaalf uur na start van de therapie mits er voldaan kan worden aan gelijktijdige behandeling van de patiënt en contacten en reinigen van kleding, beddengoed en overige voorwerpen (zie Module 3 Reiniging en desinfectie).

Maatregelen bij scabiës crustosa

  • Pas isolatie toe met de volgende maatregelen:
    • Maak gebruik van een eenpersoonskamer met (indien aanwezig) een sluis en drukhiërarchie.
    • Draag een disposable schort met lange mouwen.
    • Draag disposable handschoenen.
    • Zorg voor dezelfde persoonlijke beschermingsmiddelen bij bezoek als bij zorgmedewerkers.
    • Handhaaf isolatie van de patiënt tot de behandelend arts geen klinische aanwijzingen meer ziet voor een actieve scabiësinfectie en KOH of dermatoscopisch onderzoek bij herhaling negatief is
  • Bezoek wordt geïnstrueerd in gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen.
  • Cohortverpleging is toegestaan bij meerdere gevallen van scabiës (crustosa).
  • Beperk het aantal medewerkers bij de verzorging van de indexpatiënt tot een minimum.
  • Maak gebruik van voldoende geschoolde en getrainde medewerkers door risico op besmetting bij niet goed gebruik PBM persoonlijke beschermingsmiddelen (persoonlijke beschermingsmiddelen ).
  • Laat zwangere/lacterende medewerkers de isolatiezorg niet uitvoeren vanwege beperkte behandelmogelijkheden bij een accidentele besmetting.
     

Module 3 Reiniging en desinfectie

Uitgangsvraag

Welke methode(n) van omgevingsdesinfectie bij een patiënt met scabiës (crustosa) dragen bij aan het verkleinen van de kans op het ontstaan van nosocomiale infecties bij zorgmedewerkers en/of patiënten in vergelijking met standaard (meest gangbare) reinigingsmethode?

Aanbevelingen

  • Volg bij twijfel over de vorm van scabiës bij de index de infectiepreventiemaatregelen bij scabiës crustosa.
  • Einddesinfectie voor oppervlakken, ruimten, kleding, beddengoed en voorwerpen wordt niet aanbevolen.

Maatregelen voor reiniging bij gewone scabiës

  • Voor kleding en beddengoed dat in direct contact is geweest met de besmette huid drie dagen voorafgaand aan start behandeling geldt:
    • Machinaal wassen bij tenminste 60 °C gedurende tenminste 35 minuten.
    • Indien machinaal wassen niet mogelijk is:
      • Bewaar in een dichtgeknoopte plastic zak voor tenminste drie dagen bij kamertemperatuur.
      • Noteer datum en tijd bij aanvang van de bewaartermijn.
  • Voor ruimten, kamer en oppervlakken waar een patiënt met scabiës (verdenking) is geweest, geldt:
    • Reinig de omgeving volgens reguliere werkafspraken, zie ook de SRI Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie )-richtlijn Reiniging en desinfectie van ruimten.
    • Maak geen gebruik van stoomreiniging.

Maatregelen voor reiniging bij scabiës crustosa

Voor kleding en beddengoed dat in direct contact is geweest met de besmette huid vooraf aangaand aan start behandeling geldt:

  • Bewaar al het beddengoed, de kleding, inclusief schoeisel en knuffels zeven dagen in dichtgeknoopte plastic zakken.
  • Noteer datum en tijd bij aanvang van de bewaartermijn.
  • Voer het beddengoed (en eventueel kleding) pas na bovenstaande bewaartermijn af naar de wasserij.
  • Als wasgoed toch direct naar de wasserij gaat, licht de wasserij vooraf in.
  • Lucht het matras van de patiënt zeven dagen bij een temperatuur van 18 °C of hoger, indien mogelijk in de zon.
  • Voorzie het matras hierna van een nieuwe beschermhoes.

Voor ruimten, kamer en oppervlakken waar een patiënt met scabiës crustosa heeft verbleven, geldt:

  • Reinig de ruimte met wegwerpschoonmaakmaterialen grondig zodat deze vrij is van stof.
  • Indien gebruik van wegwerpschoonmaakmaterialen niet mogelijk is, was de schoonmaakmaterialen na gebruik direct op tenminste 60 °C.
  • Gebruik patiëntkamer na ontslag of genezing gedurende zeven dagen niet en/of maak hierover afspraken afhankelijk van de lokale situatie met een deskundige infectiepreventie.
  • Laat het bed op de kamer.
  • Was de gordijnen van de patiëntkamer bij een temperatuur van tenminste 60 ˚C of, indien niet mogelijk, bewaar gedurende zeven dagen in een plastic zak.

Bijlagen

Begrip

Definitie

Algemene

voorzorgsmaatregelen

Maatregelen die bij elke patiënt ongeacht zijn/haar infectiestatus of kolonisatie van toepassing zijn. Deze maatregelen staan beschreven in de SRI Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie )-richtlijnen Handhygiëne & persoonlijke hygiëne medewerker, Persoonlijke beschermingsmiddelen, Reiniging & desinfectie van ruimten en Accidenteel bloedcontact.

Arbo

Arbeidsomstandigheden (arbo)

Arboprofessionals

Functionarissen met expertise over gezondheid, veiligheid en welzijn van werknemers. Hieronder vallen bedrijfsartsen, arbeidshygiënisten en (hogere) veiligheidsdeskundigen.

Bron/contactonderzoek

Brononderzoek: bij brononderzoek wordt onderzocht waar iemand mogelijk besmet is geraakt, zodat maatregelen kunnen worden genomen om verdere verspreiding van de infectieziekte tegen te gaan.

Contactonderzoek: bij contactonderzoek wordt onderzocht met wie de besmette persoon contact heeft gehad om personen die risico lopen op besmetting zo vroeg mogelijk te waarschuwen en te adviseren over bijvoorbeeld quarantaine en isolatie.

Cohortverpleging

Het verplegen van meerdere patiënten in een of meerdere ruimtes bij elkaar met identieke infectiepreventiemaatregelen. Persoonlijke beschermingsmiddelen worden bij elke patiënt vervangen (eilandverpleging).

Eindreiniging

Het reinigen van de ruimte (oppervlakken, tastvlakken, vloer, spatzones muur) inclusief het sanitair en van alle herbruikbare materialen die in de ruimte aanwezig zijn (zoals afstandsbediening).

Handhygiëne

Handhygiëne betreft het reinigen, of desinfecteren en het geregeld aanvullend verzorgen van de handen, polsen en onderarmen.

Hygiëne- en/ of Infectiepreventiebeleid

Een beleid, vastgesteld door de werkgever, dat geldt in een zorginstelling of zorgorganisatie en dat gaat over de maatregelen en afspraken op het gebied van infectiepreventie die door de zorgmedewerkers nageleefd dienen te worden.

Infectie

Interactie tussen het micro-organisme en de gastheer leidt tot schade of een veranderde fysiologie bij de gastheer. De schade of veranderde fysiologie kan resulteren in klinisch waarneembare symptomen en verschijnselen maar ook langdurig onopgemerkt blijven, c.q. subklinisch verlopen.

Isolatiekamer

Een isolatiekamer is een eenpersoons patiëntenkamer met eigen sanitair, voorzien van een sluis en specifieke luchtbeheersing (ventilatie, drukhiërarchie en positie luchttoevoer- en luchtretourroosters).

LCI Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (onderdeel RIVM) (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (onderdeel RIVM))

Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (onderdeel van RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu )).

Medewerker

Medewerker en gastmedewerker die werkzaam is in een zorginstelling.

Medische hulpmiddelen

Medische hulpmiddelen zijn producten die vallen onder de Wet op de medische hulpmiddelen. In de praktijk komt dat neer op alle apparatuur, software en gebruiksartikelen in de zorg met de uitzondering van geneesmiddelen.

Patiënt

Een persoon waaraan zorg verleend wordt. In deze richtlijn is gekozen voor het begrip patiënt. Dit is echter niet passend voor ieder zorgdomein. Daar waar patiënt staat kan ook cliënt, bewoner of zorgvrager gelezen worden.

OMT

Outbreakmanagementteam.

Transmissie

Overdracht van micro-organismen.

Uitbraak

De definitie voor het vaststellen van een uitbraak verschilt per micro-organisme. Voor de specifieke definities verwijzen we naar de richtlijnen van de specifieke micro-organismen. Gemeenschappelijk kenmerk is dat van een uitbraak sprake is wanneer bij verschillende patiënten, cliënten en/of medewerkers hetzelfde micro-organismen gevonden wordt met een (waarschijnlijke) epidemiologische link.

Wpg

Wet publieke gezondheid

Zorgmedewerker

Iedere medewerker die werkzaam is in een organisatie of instelling binnen de medische specialistische zorg, langdurige zorg en/of publieke gezondheidszorg in de directe patiëntenzorg of in een zorgondersteunende functie.

Zorginstelling

Een instelling waar door een organisatie zorg verleend wordt aan personen, bijvoorbeeld een ziekenhuis, verpleeghuis, (kleinschalige) woonvoorziening of zorg aan huis.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen zoals vastgesteld in het SRI Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie )-document Procedure SRI-richtlijnontwikkeling. Dit document beschrijft een stappenplan dat gebaseerd is op de kwaliteitscriteria uit de documenten: Richtlijn voor richtlijnen (2012), AQUA Leidraad voor Kwaliteitsstandaarden (2014), de HARING-tools (2013), AGREE-II (2010). Ook bevat het stappenplan verwijzingen voor methodieken van het rapport Medisch specialistische richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit en het stappenplan Ontwikkeling van medisch specialistische richtlijnen van het Kennisinstituut van medisch specialisten.

Knelpuntenanalyse

Tijdens de voorbereidende fase hebben de voorzitter van de werkgroep, de werkgroepleden en de procesbegeleiding de knelpunten geïnventariseerd. Aanvullend is een expertmeeting georganiseerd voor werkgroepleden en andere inhoudsdeskundigen, beleidsmakers, toezichthouders en richtlijnontwikkelaars voor scabiës in de zorg. Hieruit zijn diverse knelpunten naar voren gekomen. Een verslag van deze bijeenkomst is terug te vinden in de bijlage Verslag expert conference en knelpunteninventarisatie.

Uitkomstmaten

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep uitgangsvragen opgesteld. In de richtlijn zijn de volgende uitgangsvragen opgenomen:

Module 1.1

Outbreakmanagement

Wat is het beleid voor onderzoek naar de verspreiding van scabiës (crustosa) naar andere patiënten en zorgmedewerkers en wat is het beleid bij uitbraken met scabiës (crustosa)?

Module 1.2

De rol van diagnostiek

Hoe kunnen diagnostische methoden bijdragen aan een scabiës (crustosa)- contactonderzoek binnen een instelling?

Module 1.3

Behandelvoorkeur bij bestrijding

Wat is de behandelingsvoorkeur in een zorginstelling waar een scabiësuitbraak is vastgesteld?

Module 2

 

Isolatiemaatregelen

Welke isolatiezorgmaatregelen zijn noodzakelijk bij een uitbraak met scabiës (crustosa)?

Module 3

 

Reiniging en desinfectie

Welke methode(n) van omgevingsdesinfectie bij een patiënt met scabiës (crustosa) dragen bij aan het verkleinen van de kans op het ontstaan van nosocomiale infecties bij zorgmedewerkers en/of patiënten in vergelijking met standaard (meest gangbare) reinigingsmethode?

Vervolgens heeft de werkgroep per uitgangsvraag de methode van onderzoek bepaald. Bij de uitgangsvragen waarbij literatuuronderzoek is uitgevoerd, is een onderzoeksvraag opgesteld. En geïnventariseerd welke uitkomstmaten relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken.

Methode literatuur(samenvatting)

Voor de diverse modules en uitgangsvragen is een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder Zoeken en selecteren onder de paragraaf Onderbouwing in de module.

Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (bias) te kunnen inschatten. De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen zijn weergegeven in de Evidence-tabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur (zie bijlagen).

De kwaliteit van bewijs (quality of evidence) werd beoordeeld met behulp van Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluations (GRADE Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation (Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation )). GRADE is een methode die per uitkomstmaat van een interventie, of voor een risico- of prognostische factor, een gradering aan de kwaliteit van bewijs toekent op basis van de mate van vertrouwen in de schatting van de effectgrootte.

Indeling van de kwaliteit van bewijs volgens GRADE

Hoog

Er is veel vertrouwen dat het werkelijke effect dicht in de buurt ligt van het geschatte effect.

Matig

Er is matig vertrouwen in het geschatte effect: het werkelijk effect ligt waarschijnlijk dicht bij het geschatte effect, maar er is een mogelijkheid dat het hiervan substantieel afwijkt.

Laag

Er is beperkt vertrouwen in het geschatte effect: het werkelijke effect kan substantieel verschillen van het geschatte effect.

Zeer laag

Er is weinig vertrouwen in het geschatte effect: het werkelijke effect wijkt waarschijnlijk substantieel af van het geschatte effect.

Methode overige informatiebronnen

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Voor het formuleren van een aanbeveling zijn naast de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs over de gewenste en ongewenste effecten van een interventie of over de effectgrootte van een risico- of prognostische factor vaak ook nog andere factoren van belang.

Genoemd kunnen worden:

  • Kosten en middelen;
  • Aanbevelingen in (inter)nationale richtlijnen;
  • Waarden, voorkeuren en ervaringen van patiënten en zorgmedewerkers met betrekking tot interventies en uitkomsten van zorg;
  • Balans van gewenste en ongewenste effecten van interventies ten opzichte van geen of andere interventies;
  • Aanvaardbaarheid van interventies;
  • Haalbaarheid van een aanbeveling.

Deze aspecten worden per module besproken onder het kopje Overwegingen.

Formuleren van de aanbevelingen

De aanbevelingen geven een antwoord op de uitgangsvragen en volgen ten dele (in)direct uit Europese en/of nationale wetgeving. Aanvullend konden de uitgangsvragen beantwoord worden op basis van consensus based vanuit expertise binnen de werkgroep en klankbordgroep, aangevuld met best practices uit sleutelartikelen aangedragen door werkgroepleden. Aanbeveling die direct in de wet belegd zijn, zijn apart weergegeven in de aanbeveling als wettelijke verplichting. Dit betreft verplichtingen voor werkgevers.

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 Gebruikers

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet.

Voor zorgmedewerkers

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.

Randvoorwaarden (organisatie van zorg)

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag.

Formuleren van kennislacunes

Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is. Een overzicht van aanbevelingen voor nader onderzoek staat in de bijlage Kennislacunes.

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en andere relevante partijen voorgelegd voor commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd.

Inbreng patiëntenperspectief

De Patiëntenfederatie Nederland is betrokken geweest in de knelpuntenanalyse en heeft het raamwerk ontvangen voor commentaar in de voorfase. Zij hebben aangegeven geen zitting te willen nemen in de werkgroep of klankbordgroep. Tijdens de commentaarfase hebben zij meegelezen met de conceptteksten.

Wkkgz Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg ) & kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst.

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Module 1

Geen financiële gevolgen

-

Module 2

Geen financiële gevolgen

-

Module 3

Geen financiële gevolgen

-

Literatuur

  1. Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
  2. Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
  3. Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
  4. Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
  5. GRADE.
  6. Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
  7. Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
  8. Schünemann H, Brożek J, Guyatt G et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013

Dit implementatieplan is opgesteld ter bevordering van de richtlijn Scabiës. Voor het opstellen van het implementatieplan heeft de werkgroep een advies uitgebracht over het tijdspad voor implementatie en de partijen die hier verantwoordelijk voor zijn.

Werkwijze

De werkgroep heeft voor de hele richtlijn geïnventariseerd wanneer de aanbeveling(en) overal geïmplementeerd moet(en) zijn en wie de verantwoordelijke partij is voor de te ondernemen acties.

Implementatietermijnen

De aanbevelingen in deze richtlijn zijn niet strenger dan die in bestaande/voorgaande richtlijnen. Veel aanbevelingen zijn al onderdeel van de huidige praktijk en brengen daarom weinig of geen implementatieproblemen met zich mee.

Te ondernemen acties per partij

Hieronder wordt per partij toegelicht welke acties zij kunnen ondernemen om de implementatie van de richtlijn in het algemeen te bevorderen.

Zorginstellingen zijn verantwoordelijk voor:
  • het faciliteren van de benodigde middelen en materialen voor naleving van de richtlijn;
  • de vertaalslag van de richtlijn naar de eigen werkprocedures van de organisatie;
  • het controleren van de toepassing en naleving van de werkprocedures middels audits;
  • het opnemen van de werkprocedures in (digitale) werkomgeving en interne scholingsprogramma’s.
Alle direct betrokken wetenschappelijk verenigingen/beroepsorganisaties dragen zorg voor:
  • het bekend maken van de richtlijn onder de leden/ achterban;
  • het onder de aandacht brengen van de richtlijn door te publiceren in tijdschriften en te spreken op symposia en congressen;
  • het controleren van de toepassing en naleving van de aanbevelingen in kwaliteitsvisitaties;
  • het opnemen van de aanbevelingen in (digitale) scholingstools en auditstools.
Individuele zorgmedewerkers:
  • nemen kennis van de aanbevelingen uit de richtlijn en volgen deze op tijdens werkzaamheden;
  • bespreken de aanbevelingen in de eigen zorgorganisatie/ instelling en/of tijdens teamoverleggen;
  • maken afspraken met andere betrokken disciplines om de toepassing van de aanbevelingen in de praktijk te borgen.
De initiërende organisaties zorgen ervoor dat:
  • de richtlijn wordt gepubliceerd op de website SRI-richtlijnen en wordt toegevoegd aan de Richtlijnendatabase van de Federatie Medisch Specialisten (FMS Federatie Medisch Specialisten (Federatie Medisch Specialisten )) en het platform Richtlijnen Langdurige Zorg van de Stichting Kwaliteitsimpuls Langdurige Zorg (SKILZ Stichting Kwaliteitsimpuls Langdurige Zorg (Stichting Kwaliteitsimpuls Langdurige Zorg )).

Tijdens de ontwikkeling van de richtlijn Scabiës is systematisch gezocht naar onderzoeksbevindingen die waardevol konden zijn voor het beantwoorden van de uitgangsvragen. Door gebruik te maken van de evidence-based-methodiek (EBRO Evidence Based Richtlijn Ontwikkeling (Evidence Based Richtlijn Ontwikkeling )) is duidelijk geworden dat er nog kennislacunes bestaan voor deze onderzoeksvragen. De werkgroep is van mening dat (vervolg)onderzoek wenselijk is om in de toekomst een duidelijker antwoord te kunnen geven op vragen uit de praktijk. Om deze reden heeft de werkgroep per module aangegeven waar wetenschappelijke kennis beperkt is en dus op welke vlakken nader onderzoek gewenst is.

Module 1 Organisatie van zorg

Behandeling: voor de behandeling van scabiës bij zwangere vrouwen en kinderen < 4 kg wordt gebruik van ivermectine niet geadviseerd vanwege het ontbreken van veiligheidsdata. Zie ook de LCI Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (onderdeel RIVM) (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (onderdeel RIVM))-richtlijn Scabiës, bijlage Behandeling en hygiënevoorschriften scabiës, inclusief middelen en (contra-)indicaties. Dit onderwerp werd door de werkgroep aangemerkt als kennislacune.

Bekijk het verslag van de expert conference en de knelpunteninventarisatie:

Verslag expert conference en knelpunteninventarisatie